Herkomst
De chinchilla`s (Chinchilla laniger) vallen onder de cavia-achtige en komen van oorsprong uit Zuid-Amerika. Hier werden ze ontdekt door de Spanjaarden, die in de 16de eeuw Zuid-Amerika veroverde. De jacht op de chinchilla`s werd geopend voor hun pels die niet te vergelijken waren met andere bontsoorten uit die tijd. De vraag naar de pels werd aan het begin van de 20ste eeuw zo groot dat de natuurlijke populatie van de chinchilla in gevaar kwam. Als reactie hierop chinchilla`s gevangen, met als doel er mee te gaan fokken. Doordat de westerse wereld een aversie kreeg tegen het fokken van dieren voor het bont, werd de chinchilla vanaf dat moment vooral gefokt als huisdier.
Gedrag en omgang
Chinchilla’s zijn echte schemerdieren en zitten dus (bijna) de hele dag in hun slaapverblijf of een hoekje van het verblijf. Het hanteren en verzorgen van een chinchilla is alles behalve kinderwerk. Pas wanneer een chinchilla vertrouwd is met zijn verzorger zal hij zich in de handen laten nemen. Als het dier al tam is laat hij zich gemakkelijk oppakken, maar wanneer een dier dit niet gewend is moet het echt gevangen worden. Het kan dan het beste met één hand bij de staartwortel gepakt worden terwijl het met de andere hand onder het lichaam ondersteund wordt. Een chinchilla zal ondanks dat het niet tam is, niet snel iemand uit agressie bijten.
Verzorging
Een chinchilla die op de juiste manier verzorgd wordt kan al snel een leeftijd van ongeveer 15 jaar bereiken. Onder een juiste verzorging wordt verstaan dat het verblijf bijtijds verschoond wordt, dat de dieren de mogelijkheid hebben om een zandbad te nemen en dat de chinchilla’s iedere dag vers water en voer krijgen. Het verblijf moet, afhankelijk van het aantal dieren en de grootte, ongeveer eens per week schoon gemaakt worden. Voor het zandbad is speciaal chinchillazand verkrijgbaar bij de dierenspeciaalzaken. Vanwege de hoge prijs kan dit zand beter iedere dag maar even in het verblijf geplaatst worden omdat het anders snel vervuilt en dus ongeschikt raakt. De chinchilla’s hebben, wanneer aan de punten wordt voldaan, geen verdere lichamelijke verzorging nodig.
Huisvesting
Voor de huisvesting van chinchilla’s wordt vaak een huiskamervolière gebruikt. Deze voldoet aan de maten. De kooi mag niet hoger zijn dan 1,50 meter want dit kan fataal zijn voor jonge chinchilla`s. De breedte en diepte moeten minimaal 80 bij 80 cm zijn. Het materiaal van de kooi moet kaagbestendig zijn. Verder mag er niet al te veel ruimte tussen de tralies zitten, want hier kunnen ze gemakkelijk tussendoor schieten. De chinchilla kan het beste binnen gehuisvest worden omdat het buiten warmer en kouder kan zijn. Om te kunnen klimmen moeten er dikke takken in de kooi opgehangen worden, hiervoor kan beukenhout, wilgenhout en takken van fruitbomen gebruikt worden. Op verschillende hoogtes in het verblijf moeten zitplankjes geplaatst worden. Een slaaphok of nestkast is niet noodzakelijk, maar veel dieren maken er graag gebruik van. Als bodembedekking kunnen houtkrullen gebruikt worden. De drinkfles moet van glas zijn, omdat plastic flessen niet bestand zijn tegen de scherpe tanden van de chinchilla. Het verblijf van een chinchilla mag nooit op de tocht en in de volle zon staan. Chinchilla`s zijn nachtdieren, daarom zijn koude en drukke plaatsen niet geschikt. Chinchilla`s moeten zich minimaal eenmaal per dag wassen in een zandbak met speciaal chinchillazand, zodat hun pels schoon wordt. Dit zand wordt in een stenen schaal op de bodem geplaatst.
Voeding
De spijsvertering van de chinchilla is erg gevoelig, daarom is het beste om een speciaal chinchillavoer te voeren en niet te veranderen van merk. Deze staafjes bevatten samengeperste graansoorten, hooi, vitaminen en mineralen. Het voer moet erg vezelrijk en karig zijn. Als het voer teveel vet, eiwitten en andere voedingsstoffen bevat, krijgt het dier diarree dat kan leiden tot de dood. De chinchilla moet een maal per week een stukje groente en fruit krijgen dat weinig vocht bevat, bijvoorbeeld een braam. Verder heeft de chinchilla veel behoefte aan een goede kwaliteit hooi, om voedingsstoffen te kunnen verteren. De chinchilla heeft behoefte aan 20 tot 40 gram droogvoer en 20 tot 30 ml water per dag. Het droogvoer kan in een bakje aan de rand van het verblijf worden aangeboden. Hierbij moet wel gelet worden, dat deze niet in de toilethoek staat. Het water wordt in een drinkfles verstrekt, die aan de wand kan worden bevestigd. Verder moet er een knaagsteen aanwezig zijn, zodat ze hun tanden hieraan kunnen slijten.
Voortplanting
Een chinchilla vrouwtje is geslachtsrijp als ze zeven tot acht maanden oud is. In tegenstelling tot de man die al bij vijf a zes maanden geslachtsrijp is. Ongeveer eens per dertig dagen is het vrouwtje bereid te paren en dan blijft ze een paar dagen bronstig. Het mannetje kan bij het vrouwtje gehuisvest worden, zowel tijdens de dracht, als tijdens de zoogperiode. De dracht duurt gemiddeld 111 dagen en ze baart gemiddeld drie jongen. De worp bevindt zich meestal in een huisje of in een hoek van het verblijf. De pasgeboren jongen zijn dan al volledig ontwikkeld. Ze wegen dan 40 tot 55 gram. Na acht weken moeten ze worden gescheiden van de moeder, omdat ze anders zullen blijven zogen. Dit kost de moeder te veel energie.
Gezondheid
De gezondheid van een dier is erg belangrijk voor het dier zelf, maar vaak ook voor de verzorger. Het is dan ook aan de verzorger om de gezondheid zoveel mogelijk te waarborgen en ziektes te voorkomen of helpen te genezen. Daarom is het belangrijk voor de verzorger om te weten welke ziektes zijn dier op kan lopen en hoe deze herkend en verholpen kunnen worden. De volgende aandoeningen kunnen bij chinchilla’s voorkomen:
Aandoeningen aan de luchtwegen
Chinchilla’s kunnen last krijgen van een verkoudheid of longontsteking. In de meeste gevallen wordt dit veroorzaakt doordat de dieren op de tocht staan of te snel in een koudere omgeving geplaatst worden. Deze ziekte is besmettelijk waardoor de Chinchilla ook door soortgenoten of andere dieren aangestoken kan worden. Beide aandoeningen zijn te herkennen aan een het niesen van de chinchilla en door de natte neus. Wanneer de verkoudheid ernstiger wordt gaat de chinchilla ook reutelend ademen en krijgt het meer vloeistof uit zijn neus. De chinchilla met één van beide aandoeningen kan het naar de dierenarts gebracht worden en apart geplaatst worden in een verwarmde ruimte van 22 tot 25 °C.
Aandoeningen aan het spijsverteringskanaal
Diarree is één van de meest voorkomende aandoeningen bij chinchilla’s. Het wordt dan ook door de volgende punten veroorzaakt, een teveel aan groenvoer, verkeerd voer, abrupt overstappen op nieuw voer, vochtig of beschimmeld hooi, algen in het drinkwater of het teveel eten. Hoe erg de chinchilla last heeft van diarree kan aan de keutels gezien worden. Bij een lichte vorm poept de chinchilla gewoon keutels al worden deze gemakkelijk platgelopen. Dan kunnen de chinchilla’s het beste veel hooi, gedroogd witbrood, beschuit, soepstengels of rijstewafels gevoerd krijgen. Wanneer de diarree wat ernstiger is kan er Karlbadzout door het drinkwater gedaan worden en mag de chinchilla geen normaal voer meer krijgen. Er moet 6,5 gram zout aan 1 liter water worden toegevoegd. Als een chinchilla zeer ernstige diarree heeft kan het dier het beste gelijk naar de dierenarts gebracht worden. Dit kan herkend worden aan de sluimerige, dunne ontlasting. Het dier wil dan hoogst waarschijnlijk al niets meer eten en is lusteloos. Naast diarree kan er ook verstopping voorkomen. Wanneer een dier hier last van heeft kan men ook het beste zo snel mogelijk naar de dierenarts gaan. Wanneer het dier namelijk volledig verstopt zit zal het op den duur sterven.
Huidaandoeningen
Chinchilla’s hebben door hun dichte pels bijna geen last van parasieten doordat deze simpelweg niet overleven tussen al die haren. Daarom is vrijwel de enige parasiet die nog wel eens bij de chinchilla voorkomt, de oormijt. Een chinchilla die last heeft van oormijt zal veel aan zijn oor krabben en zijn kop scheef houden. Oormijt is zeer besmettelijk dus het dier dat er last van heeft kan het beste direct apart gezet worden. De dierenarts kan een middel tegen oormijt voorschrijven.
Tandproblemen
Bij chinchilla’s groeien hun tanden hun hele leven door. De tanden slijten af doordat de dieren veel knagen en de tanden op elkaar afslijten. Wanneer de tanden dus niet netjes op elkaar aan sluiten groeien de tanden langs elkaar heen. Op die manier worden ze veel te lang. Wanneer een chinchilla slecht eet kan de oorzaak hierin gezocht worden. De tanden moeten dan gecontroleerd worden en wanneer blijkt dat dit het geval is dan moeten deze voortaan (door een dierenarts) geknipt worden.
Krampen
Door vitamine B of kalk tekort kan een chinchilla last krijgen van krampen. Het dier valt dan ineens om en heeft geen controle meer over zijn bewegingen. Dit duurt meestal 5 á 10 minuten waarna de chinchilla weer gewoon verder gaat met zijn bezigheden. Het gevaar van deze aanvallen is dat het hart het begeeft tijdens zo’n aanval. Om die reden kan het tekort het beste zo snel mogelijk aangevuld worden. Vitamine B kunnen bij de dierenarts gehaald worden en kalk kan in de vorm van kalkstenen of tabletten welke bij de verschillende dierenspeciaalzaken gehaald kunnen worden. Een tekort aan vitamine B en kalk komen vooral voor bij zwangere vrouwtjes.